Mastodon designing futures where nothing will occur

dinsdag 29 oktober 2013

Meer mode futurisme


Steve Klein lijkt niet genoeg te krijgen van de toekomst. Dit is het mooiste beeld uit een nieuwe serie voor Vogue.

maandag 28 oktober 2013

De schaduw van oude tirannen




En over dodencultus gesproken: het blijft me verbazen dat internet echt tot leven lijkt te komen wanneer een beroemdheid sterft. Welke consequenties heeft Lou Reeds heengaan in meer structureel perspectief, ofwel betekent het nog wat voor retromania? Laat mij eerst de rol van Loki spelen. Ik denk dat Reed na White Light/White Heat (1968) begon aan een lange neergang richting irrelevantie (wat hij gemeen heeft met o.a. Brian Wilson en Bob Dylan). Achter zijn masker van New Yawk attitoode huisde een sentimentalist die verlangde naar literaire status (waarom ook niet? Mitterrand had volkomen gelijk toen hij bij overlijden van Gainsbourg sprak “jij was onze Baudelaire.”) en zijn mythe op slimme wijze wist uit te buiten. Ik heb een keer een concert van de man bijgewoond waar iedereen beleefd het integrale gespeelde Magic & Loss moest uitzitten waarna de oude garde opeens opsprong toen Reed ze de kruimeltjes 'Sweet Jane' toewierp als toegift.

Popmuziek heeft altijd een vreemde relatie gekend met de dood. Aan de ene kant zijn Jagger en Richards onsterfelijk tot het tegendeel is bewezen, maar tegelijkertijd is de jonge dood onlosmakelijk verbonden in het narratief van pop. De dood van Buddy Holly als het einde van rock ’n roll; de dood van Hendrix, Joplin en Morrison als het definitieve einde van de sixties; het idee dat Cobain een scenario volgde waar hij geen zeggenschap over had. Dat Reed op respectabele leeftijd heen is gegaan is op zich een gezonde tegenhanger van de jonge dood. Samen met Richards flirtte (speculeerde?) hij begin jaren zeventig met de dodenlijst van het volgende rockslachtoffer. Wat uiteindelijk theater is gebleken. In tegenstelling tot de conventionele junkie speelden Reed en Richards vals, beschermd als zij werden door een vangnet van advocaten en verzorgers. Het resultaat is de vergrijzing van de popmuziek, krachteloze muziek die drijft op legendes van weleer. 

De vaders moeten sterven. Niets persoonlijks vanzelfsprekend. Iedereen mag muziek maken tot hij of zij er bij neervalt, met leesbril en lessenaar als het nodig is. Het is de symbolische vader die moet vallen. De leegte die hij achterlaat, een schaduw die wegvalt, is ongetwijfeld verwarrend en zal in eerste instantie worden opgevuld met dezelfde belegen rockumentary citaten. Maar wat als de leegte vruchtbaar is? Een potentieel voor vernieuwing. Niet zozeer binnen popmuziek, maar radicaal nieuwe vormen die breken met de grip van de oude tirannen.

zondag 27 oktober 2013

Ambient 002 mix


Koude machine muziek. Voor bij het lezen van The Left Hand of Darkness. Een alternatieve soundtrack van The Thing. Het sublieme in het landschap van ijs.

vrijdag 25 oktober 2013

Dodencultus



"Ghosts carved out of time. Egyptian art is a vast ruin of messages from the dead."

Camille Paglia - Glittering Images

Ik speel al een tijd met de (speelse) gedachte dat retromania een soort nieuwe dodencultus is. En de recentelijke Tegenlicht uitzending over de techmens (14 oktober) versterkte dit op vreemde wijze. Vreemd, want wat is immers futuristischer dan de versmelting van mens en technologie. Die hele uitzending ademde echter een nieuwe soort doodsangst uit, alsof technologie niet wordt ingezet om de mens, als sociaal wezen, te verbeteren, maar het ego op te blazen zodat het de existentiële leegte vult en zo de dood kan vergeten. Het doet je geloven in cycli en symbolische dieptestructuren die naar boven komen drijven. Zeker wanneer je het gaat combineren met retromania, wat inderdaad een ruïne is van boodschappen van de doden.

Maar na de Egyptenaren kwamen de Grieken nietwaar? Paul Morley omschrijft de transitie helder in  een scherp stuk over The Rolling Stones op het Glastonbury festival (met vanzelfsprekend een pyramide-podium) waarin hij ook de inmiddels legendarisch opmerking plaatst "For better or worse, they are old men playing young music, not young people playing old music."
The only way for a new generation to take control of what comes after this decaying period of pop culture is to conceive a dazzling cultural hybrid – perhaps involving computer coding, self-branding, comic book abstraction, architecture, a profound reconfiguring of rock's dissolving moral and social vigilance and a mutating speed of thought – that reverberates from the world as it is now, on the edge of collapse, not as it was then, recovering from collapse. The mistake is assuming any potentially new youth-driven counterculture will resemble ones from the past, when rock music was the main element. Any 21st-century outburst of rebellion will not resemble the rock that is now formally collected at multiple festivals the world over in the way that the Stones did not resemble silent movies.
Ik vraag me af of Grand Theft Auto 5 niet een soort hybride is richting zo'n toekomstvorm. Het creëert ieder geval de energie van het evenement die voorheen het uitbrengen van Star Wars of bepaalde platen genereerde (ik denk steeds aan Use Your Illusion als de laatste albums waar dit werkelijk voor gold, Random Access Memories is in zijn zelfbewustzijn van een andere, complexere orde) .

dinsdag 22 oktober 2013

Voorbij economische groeipijnen

Toch ook wel van toepassing op het toekomstdenken, mijn essay 'Voorbij economische groeipijnen' in het nieuwe nummer van Metropolis M. Wat is het goede leven? Wat is de minimalistische levensstijl? Is verlangen ooit te verzadigen?

zondag 20 oktober 2013

Paris 1984 mix


Sinds het idee in mij opkwam heeft het me niet losgelaten: de denkbeeldig soundtrack van de Parijse discotheek in 1984. Na kort onderzoek is dit het resultaat, dansmuziek rond 1984, pre-house, van vooral Franse makelij met een enkel uitstapje richting Montréal (Lime, Denise Simmins) en aangezien we toch in 1984 waren met toevoeging van een van beste popnummers ooit, 'Self Control' van Raf. Plukbassen, synths, LinnDrums en... goede liedjes. Kenzo en entourage in een hoek strak aan de coke, de rook van Gitanes vermengd met Paris by Yves Saint Laurent en later wellicht een joyride over de boulevards. Waarschijnlijk een totale fictie, dat wat retro eigenlijk zou moeten zijn, want het dichtst dat ik bij een Parijse disco ben geweest is de (sublieme) clubscène in Polanski's Frantic.

woensdag 16 oktober 2013

Een eigen taal scheppen

WHAT made them pick up guitars for the first time, only a year ago?

Rudi: “No one was making the kind of music we wanted to listen to.”

Alex: “We listen to a lot of jazz, stuff like Miles Davis’ Bitches Brew and In A Silent Way and early Weather Report. We don’t aspire to that, but we wanted to produce something with that kind of feeling--spontaneity, freshness, creativity…”

Rudi: “Something more abstract than the verse/chorus/verse/chorus formula. Our songs emerge out of total chaos, which we then strip back in order to bring out a melody. We want to use melodies to suck people into the chaos.”

Can you pinpoint the feeling in Bitches Brew and Weather Report that you like?

Rudi: “It’s too big, you can’t pinpoint it… which is what’s good about it, that it’s abstract. it gives you the chance to let your imagination loose, whereas with modern indie music all you hear is a conventional structure. You listen to your preconceptions, you don’t really experience the music.”
 Simon Reynolds interview met A.R.Kane in Melody Maker 25 juli 1987

De laatste weken luister ik weer regelmatig naar A.R.Kane, de bijna vergeten droompop band die eind jaren '80 even dreigde populair te worden. Vooral 'Spanish Quay (3)' waarmee 69 afsluit blijft een  onovertroffen stuk oceanische geluidspoëzie, totaal kalm, blauw en utopisch. Wat A.R.Kane speciaal maakte is dat ze net als tijdgenoten Cocteau Twins en Talk Talk de ambitie hadden om een eigen taal/wereld te scheppen, een negeren van de geschiedenis in plaats van een plek in een traditie opeisen. Dit is denk ik een van de niet-technologische manieren waarop je je als muzikant aan retromania kan ontworstelen*. Niet eenvoudig, maar dat is eigenlijk wat James Holden met The Inheritors zo speciaal maakt en waarom die plaat ook ergens buiten techno valt.

* Hier kom ik binnenkort nog op terug. Het is onderdeel van bepaalde gedachte die ik aan het ontwikkelen ben.

zondag 13 oktober 2013

Ambient001 mix

Het is alweer een tijd geleden dat ik mijn laatste mix heb gemaakt, maar wanneer je zoveel over muziek schrijft en praat moet het ook eens klinken. Ik heb wel zeer onregelmatig ambientsets gedraaid (en zou dat veel meer moeten doen) wat me altijd bevalt omdat je meer een sfeer neerzet waarbij men niet constant bij de les hoeft te zijn. En je bent altijd de grote held van de dopers. Dit is de eerste keer dat ik een mix met Traktor heb opgenomen, live zonder edits. Ongeveer 50 minuten.

De Toekomst Hervonden: Ambient001 by De_Toekomst_Hervonden on Mixcloud

donderdag 10 oktober 2013

Black Midi

Allereerst, een prachtige naam...Black Midi. Hier vind je een korte uitleg van het fenomeen, een onmogelijke muziek die leeft van een soort spierballenvertoon van wie de meeste noten kan spelen. Het geeft een zekere nerdy vibe af, internationaal en met een bovengemiddelde interesse in videogamemuziek. Maar uiteindelijk is het vooral een aantal gaten in het huidige muziekparadigma dichten: het opvoeren van software tot een bepaalde limiet en het programmeren van een exces aan noten (waarbij de computer het vaak genoeg opgeeft) met als bonus het creëren van mooie patronen (het plezier zit duidelijk in de combinatie, wanneer je een blok dicht geplamuurd geluid ziet aankomen dat vervolgens allerlei vreemd patronen produceert.) Een vreemd mengsel van theorie en digitaal vandalisme.


dinsdag 8 oktober 2013

Een goed gesprek over de toekomst

Morgen in het kader van de Opening van het Academisch Jaar van de Parallel University zal ik een gesprek hebben met Jan Hiddink over De Toekomst Hervonden en alles wat hiermee te maken heeft. Vanaf 20:00 in WORM (Rotterdam).

zondag 6 oktober 2013

Maar Urge Overkill dan?

Bleeding Edge het fascinerende nieuwe boek van Thomas Pynchon speelt zich af in 2001 en zit vol slimme verwijzingen, waaronder het nummer 'Erica Kane' (1993) van Urge Overkill. Wat mij natuurlijk sinds lange tijd weer deed grijpen naar hun albums die nog steeds geweldig klinken. Maar voorbij het plezier van de muziek doemde de hyperreflexifiteit alweer op die mij toefluisterde: wat is het verschil tussen Urge Overkill en de rest van retromania? Ik denk drie belangrijke zaken: timing, intelligentie en kwaliteit. The Supersonic Storybook kwam in 1991 uit, een van de minst retro-jaren ooit. In zekere zin is Urge Overkill de Amerikaanse tegenhanger van Saint Etienne die in 1991 hun magnifieke Foxbase Alpha uitbrachten en met eenzelfde intelligentie precies een soort "verboden" verleden wisten te ontginnen en om te vormen naar iets nieuws. Want Urge Overkill torent boven alle retrobands uit door een overdaad aan riffs en winnende melodieën (precies die combinatie die afwezig is op hun comeback album Rock & Roll Submarine uit 2011).

Een mooi excuus om deze inmiddels long read uit 2002 uit de oude doos te halen (de eerste tekst uit Toekomstdagen 2002-2007, nog steeds hier te krijgen, ook als gratis e-book).





urge overkill: de verloren band van de jaren negentig




“In enkele regels stel ik vast hoe goed Maldolor was in zijn eerste jaren, toen hij nog gelukkig leefde; dat is nu gebeurd. Later merkte hij dat hij boosaardig was geboren: een buitengewoon noodlot!”

         Comte de Lautrémont – De Zangen Van Maldolor

Deel 1: De Rockster Fantasie


Elk decennium kent ze, de band of artiest die ondanks een overschot aan talent hun potentieel niet kunnen waarmaken, al weten ze soms hun artistieke vonk te vangen in een of meerdere platen die onzichtbaar blijken voor de commerciële blik van de massa. Een bestaan als gedesillusioneerd cultfiguur met altijd de wrange mogelijkheid in het achterhoofd dat je na je dood wordt herontdekt of een jongere muzikant er met jouw ideeën van door gaat en plotseling wel succes boekt. Van Roky Erikson in de jaren zestig, naar Big Star in de jaren zeventig tot de “anonieme” housepioniers als Santonio en Jesse Saunders in de jaren tachtig. Na mate de jaren verstrijken beweegt Urge Overkill zich steeds meer richting hun gezelschap.
         Dat juist Urge Overkill een verloren band blijkt, is niet zonder ironie, want zelden leek een groep zo klaar voor succes als het trio Nash Kato (zang/gitaar), King Roeser (zang/bas) en Blackie Onassis (drums). Al snel conceptualiseerde de groep zichzelf als een Ideaal van de stadionrockband. Voor een Amerikaanse band betekende dat een onkarakteristieke interesse in uiterlijk vertoon: slicke pakken waarover ze medaillons droegen met hun logo dat “geleend” was van een groot Amerikaans benzinemerk. Een houding van “we gaan het maken, we nemen alvast een voorschot op onze sterrenstatus als je het niet erg vindt” zou de eerste lichte irritatie wekken in bepaalde Amerikaanse alternatieve kringen die niet zo bekend staan om hun gevoel voor humor. Met de verfijning van het imago loopt ook die van de muziek parallel. Twee wisselvallige albums die flirten met stadionrock gebruiken ongeveer de twee uitersten in producerland: het puritanisme van Steve Albini en het haast barokke geluid van een, op dat moment, redelijk onbekende Butch Vig.
         Wat de groep mist is een sterke collectie songs, iets wat verandert met hun derde album waar ze zich blijkbaar zo zelfverzekerd over voelen dat ze het zelf produceren. Op The Supersonic Story Book, dat in 1991 verschijnt, vallen voor het eerst alle puzzelstukje in elkaar. Het is het eerste gedeelte van wat zal uitgroeien tot een trilogie met een klassiek scenario: van jeugdige hoop, de greep naar macht en de onvermijdelijke val. The Supersonic Story Book kent een vliegende start met ‘The Kids Are Insane’, het Urge Overkill manifest in tekst en geluid. Tekstueel is het nummer een ode aan jeugdige onbezonnenheid, muzikaal een destillatie van de jaren zeventig stadionrock van Cheap Trick, de geplastificeerde Stones boogie van Black & White met een vleugje van de jonge The Who maar met een duidelijk eigen ziel, of minder metafysisch, een eigen kleur. ‘The Kids Are Insane’ werkt binnen korte tijd toe naar een subliem moment waar ik na al deze jaren nog met dezelfde vreugde-explosie naar luister als die herfstmiddag in 1991: een radiostem zegt: “Aah…jam it out y’all. Kansas City.” gevolgd door een reeks Amerikaanse steden en de conclusie “the kids aren’t going to war/the kids are going insane!” Dan als een gespannen boog die wordt losgelaten neemt de groep het zelf weer over “In this world…the kids are insaaaayyynneeiii”. De eerste stap naar de glorie is gezet.

         Vreemd genoeg zou het volgende nummer voor meer aandacht zorgen binnen het alternatieve circuit, daar waar Urge Overkill ook dankzij hun label Touch & Go moeilijk aan kon ontsnappen. ‘The Candidate’ is een ingehouden lied over de licht pathetische eenzaamheid van een politicus waar ook de eerste lang uitgesponnen, huilende gitaarsolo de kop opsteekt, een haast uitgestorven, “fout” fenomeen dat echter zo correct, met de juiste intensiteit wordt uitgevoerd (en bovendien naadloos in hun esthetiek past) dat ze ermee wegkomen. De keuze van een cover zal de ware intenties van Urge Overkill verder verduidelijken, ‘Emmaline’ van Hot Chocolate wordt zonder een spoor van ironie zoals we dat tegenwoordig gewend zijn, neergezet als een echte tearjerker. Op kant 2 van The Supersonic Story Book lijkt het indie bestaan steeds verder weg. ‘Bionic Revolution’ swingt geholpen door de meeblèrende soulstem van Lynn Jordan de pan uit zoals rockgroepen dat na punk (een enkele uitzondering daargelaten) zijn vergeten. Het hoogtepunt van de plaat is ‘What Is Artane?’ een sinister nummer over een bestaand medicijn dat helse visioenen als bijeffect kent. Het nummer wordt golvend naar een climax gespeeld waar Lynn Jordan in ‘Gimme Shelter’ stijl de boel wegblaast: “What do you think when you think of yourself?” Roeser, het hele nummer vechtend tegen de vermoeidheid met een laatste krachtinspanning: “You mean the change in me?” Jordan: “Are you tired of living in hell?” Roeser, de kluts kwijt: “It’s the pain in me, the pain in me.”

         The Supersonic Story Book deed het goed bij zowel Amerikaanse als Britse critici, al kon het succes in alternatieve kringen niet echt voldoen aan de pretentie en fantasiewereld van het album, dat ergens ook net te slim was voor massaconsumptie. Die opening naar een groter publiek lijkt op een andere manier tot stand te moeten komen. Urge Overkill raakt bevriend met Nirvana die hen meenemen op de Amerikaanse Nevermind tournee. In het kielzog van de populairste band op de wereld zal het dan toch eindelijk moeten gaan lukken met de sympathieke fantasten.


Deel 2: Het Kruispunt Stull


Wanneer Nirvana en Urge Overkill zich tijdens hun tournee in de buurt van Kansas City bevinden, komt iemand op het lumineuze idee om eens een bezoek te brengen aan de spookstad Stull. Naar het schijnt houden mensen een respectvolle afstand van Stull, dat precies in het midden van Amerika ligt en door velen beschouwd wordt als een centraal punt van kwade krachten gelegen op een van de poorten naar de hel. Over wat er die dag precies gebeurt lopen de meningen per band uit een. Nirvana schijnt doodsbenauwd het hazenpad te kiezen terwijl Urge Overkill in interviews laconiek vertelt dat ze de confrontatie met Stull aan wilde gaan om te laten zien dat het allemaal niet zoveel voorstelt met die spookverhalen. Dat is ook een van de onderliggende betekenissen van het nummer ‘Stull’ dat ze na het bezoek opnemen. Over een lang uitgesponnen road blues zingt de band over een plaatsje “Forty miles west of Kansas City/Down a country road like a lonely soul.” Er zijn referenties naar Sharon (Tate?), Roman (Polanski?) en Jack (Nicholson?), even pesten ze met het sinistere beeld “tell my bride to bury me in Stull” om vervolgens in een heerlijk meezing refrein te stellen: “Don’t be afraid/Don’t be Afraid/It’s Grea-ea-ea-ea-tttt”.
         Het nummer verschijnt in 1992 op de gelijknamige Stull E.P. in een mooie 10 inch uitgave, met zes ijzersterke nummers die opnieuw een scherpere maar ook frivole band laten horen. Om elke twijfel weg te nemen begint de plaat met een serieuze cover van het Neil Diamond lied ‘Girl You’ll Be A Woman Soon’, dat later zo’n belangrijke rol zal spelen in hun carrière. Daarnaast is er een heerlijke raggende punk versie van ‘Stitches’ van het obscure Alan Millman Sect. Op de resterende nummers wordt duidelijk dat Urge Overkill te groot is geworden voor het Touch & Go label en dat de beslissing om te vertrekken naar Geffen (Nirvana’s label) al is gemaakt. Opgelucht schrijven ze een van hun mooiste nummers, over Chicago en de macho indiescene die ze definitief de rug toe keren, ‘Goodbye to Guyville’.
         Stull heeft enorme consequenties. Natuurlijk hebben Urge Overkill en Nirvana in Stull een pact met de duivel gesloten dat zich tegen beide bands zal keren, in die zin wist de band heel goed wat het te wachten stond als ze werkelijk hun dromen wilden waarmaken, de suggestie van satanische verleiding heeft een rockband nooit kwaad gedaan. Al veel eerder krijgt de band het echter aan de stok met de Ayatollah van het Indie fundamentalisme, hun vroegere producer Steve Albini, die de groeiende onvrede in de Chicago scene over de arrogantie van de band begint te kanaliseren in een fijne fatwah. Naast persoonlijke problemen (Urge Overkill noemt hem in een interview een slechte producer) zijn er voor Albini ook ideologische zondes begaan, alleen al het tekenen voor een major als Geffen is onverteerbaar maar in dit geval helemaal omdat Touch & Go nog een album tegoed had van Urge Overkill. En ook al is Albini vaak een onuitstaanbare puritein, zijn kritiek op de mechanismen van de grote platenmaatschappijen is in grote lijnen correct en zal ook Urge Overkill niet ongemoeid laten. Die hebben op dat moment andere dingen aan hun hoofd, zoals het uitkiezen van een nieuwe, minder retro georiënteerde, garderobe, genietend van cocktails in de zon, misschien in de schaduw van het bewustzijn even afgeleid door de gedachte dat de duivel best wel een geschikte kerel is. Alleen hoe gaat hij ons succes precies regelen?




Deel 3: The Big League


Alles aan Saturation, het eerste album dat Urge Overkill in 1993 voor Geffen aflevert, is groots. Saturation is de rockmuziek van het hyperrealisme: een glanzend oppervlak met kraakheldere details, een zelfverzekerd spel met betekenissen. Het is alsof Urge Overkill een van die drugs uit Bruce Sterlings Schismatrix hebben geslikt, een cocktail die je scherper doet horen, slimmer en krachtiger maakt. Voordat je de daadwerkelijke muziek hoort zijn de intenties duidelijk: op de hoes is een typische skyline van een Amerikaanse stad te zien waarachter een gigantisch Urge Overkill logo opdoemt in de vorm van een nieuwe ster. De lp versie doet het nog eens dunnetjes over door in prachtig doorschijnend oranje vinyl een zon op je draaitafel te vormen.
         De productie van het album is verrassend genoeg in handen van hip-hop producers The Butch Brothers. Een keuze die wonderwel uitpakt. Intuïtief of zonder complex wordt het geluid van The Butch Brothers in dienst gesteld van Urge Overkill, zonder identiteitsverlies van de band of een geforceerd inbrengen van danselementen. Wat The Butch Brothers toevoegen is een aura, het geluid wordt gladgestreken, opgepoetst en opgeblazen zodat elke riff zoemt met details, elke roffel uit de speaker knalt en waar nodig enkele functionele, cosmetische details worden ingebracht zoals het mechanisch rollende synthesizer geluid dat opdoemt in het refrein van ‘Tequila Sundae’. Saturation is een gloednieuwe, ronkende Ford Mustang.
        De losse boogie heeft plaatsgemaakt voor superstrakke poprock die vanaf eerste beluistering klassiek klinkt. En ook verraderlijk vrolijk. Wie onvoorzichtig luistert laat zich al snel meeslepen in zonnige cocktail & tropische meiden avonturen van openers ‘Sister Havana’ en ‘Tequila Sundae’. Wat duidelijk wordt na herhaaldelijk beluisteren is dat onder de hoogglans van de muziek iets duisters leeft: sociale isolatie (Positive Bleeding), liefdesverdriet (Bottle of Fur), paranoia (Stalker) en mislukte ambitie (Heaven 90210 en Dropout) zijn door het wereldbeeld van Urge Overkill heen gevlochten. De gehele tweede kant van Saturation balanceert steeds tussen melancholie en de opgefokte negatieve energie van het zwetende ‘Crackbabies’ tot de obsessie met zelfobsessie van het titelpersonage van ‘Erica Kane’. Albini krijgt er nog van langs op ‘Dropout’ en in de melancholische afsluiter ‘Heaven 90210’ heerst de desillusie met de zonovergoten decadentie van L.A. die wordt gekoppeld aan de gedachte van de hoofdpersoon om terug te keren naar Kansas. Zou Urge Overkill na de opnames van een album al genoeg hebben van hun vurig nagestreefde sterrenstatus of heeft de duivel hen al het verdere scenario prijsgegeven zonder dat ze aan dit noodlot iets kunnen veranderen?
         Saturation doet redelijk goede zaken in het post-Nirvana tijdperk maar ondanks gezonde verkoopcijfers blijft de groep een randverschijnsel. Een belangrijk gedeelte van het probleem zit in de manier waarop de kracht van Saturation gelijkmatig is verdeeld over de nummers, alle nummers zijn sterk, maar er springt geen overduidelijke single uit, die via eindeloze radio en MTV airplay, verleid en verslaafd. Dat is het verschil tussen Urge Overkill en Nirvana, Saturation is misschien een beter en completer album dan Nevermind, maar er was niet te ontkomen aan ‘Smells Like Teenspirit’, een nummer dat succes afdwingt.
         De duivel ziet het meewarig aan en helpt een handje op zijn karakteristieke dubbelzinnige manier. Een kopie van Stull wordt gekocht, krijgt na teleurstelling bij de koper een plekje op een rommelmarkt in Londen waar op een dag Quentin Tarantino, in opperbeste stemming bezig met het uitwerken van zijn ambitieuze tweede film, langsloopt en zijn oog op laat vallen waarna we in de volgende scène een geile Uma Thurman in Pulp Fiction zien dansen op Urge Overkills versie van ‘Girl You’ll Be A Woman Soon’, een dans die eindigt met haar overdosis als ze abusievelijk Vince Vega’s heroïne voor cocaïne aanziet. De fameuze 15 Minuten zijn aangebroken en met die bijna fatale snuif van Thurman wordt ook een bizar startschot gegeven voor de neergang van Urge Overkill.


Deel 4: Exit The Dragon: De Maskers Vallen Af


 “It blazed its trails across your darkness, etching its tracks on to that black mountainside. It kept running through your mind, tempting, escaping, daring you to chase it just a little more. You kept running through the story, running its story through your mind. It danced ahead, it laughed at you, it knew you would fail. You heard it all, and still became the dragon’s tail.”

         Sadie Plant – Writing on Drugs

‘Girl You’ll Be A Woman Soon’ wordt in de nasleep van het succes van Pulp Fiction een internationale hit, de enige die de band zal kennen. Het is natuurlijk bittere ironie dat je als groep briljante nummers maakt die het verdienen om de weg naar een groter publiek te vinden maar voor altijd zit opgescheept met de vloek van die cover waaraan mensen je zullen herinneren. De opvolger van Saturation zou in ieder geval de groeiende bekendheid van de groep moeten kunnen consolideren. Het loopt natuurlijk heel anders. Al op de groepsfoto op de achterkant van Stull is duidelijk dat Nash Kato en Black Onassis, met hun strakke, glimmende vrolijkheid zich vergrijpen aan iets sterkers dan wat biertjes. Dan al staat King Roeser er wat afstandelijk lacherig bij. Ook Urge Overkill ontsnapt niet aan de golf van heroïne die Amerikaanse rockbands in het begin van de jaren negentig teistert. Binnen twee jaar is Urge Overkill een compleet andere band geworden. The Butcher Brothers zitten nog een keer achter de knoppen en zorgen dat Exit The Dragon weer vol mooie details zit al is de hyperreële glans verdwenen. Zoals de band zelf in een interview ten tijde van Exit The Dragon stelt: de maskers zijn afgevallen.
         Geen ironie en geen sterfantasieën meer, met de nieuwe plaat mikt de band op een ander soort grootheid, die van de klassieke fall-out plaat in de traditie van Big Stars Sister Lovers of Neil Youngs Tonight’s the Night. Daarnaast past de plaat naadloos in het rijtje van briljante heroïne platen die in de jaren negentig uitkomen: Ministry’s Psalm 69, Alice in Chains Dirt, Jane’s Addiction’s Ritual de lo Habitual, Nirvana’s In Utero. Van allen is het misschien de sympathiekste en menselijkste, alleen Royal Trux weten als de enige echte erfgenamen van Baudelaire op Royal Trux en Cats and Dogs nog lyrischer het mysterie van de naald te transcenderen. Hoewel Urge Overkill Sister Lovers graag refereert in interviews kent Exit The Dragon weinig echte raakvlakken met de chaotische lethargie van die plaat. Veel meer doet de plaat me denken aan de implosie van Sly Stone’s There’s A Riot Going On (en de band zelf ook aangezien in ‘Need Some Air’ de plaat wordt genoemd), een zelfde innerlijke vermoeidheid die de blik naar de sociale buitenwereld vertroebelt, momenten van energieke luciditeit afgewisseld met introspecte wanhopigheid, het besef dat een tijdperk zijn einde heeft bereikt.
         Exit The Dragon is een vampierwereld, een continue nacht waar het blauw van het ochtendgloren over gaat in de grijze schaduwen van de zonsondergang. Op straat loopt een man en die zingt: “I’m the evil in this world/ there’s too much evil it’s true.” Met de opener ‘Jaywalkin’ kruipt Urge Overkill in de huid van de duivel, een charismatische figuur die overal ter wereld opduikt en zonder moeite in de hoogste kringen verkeert. Na dat eerbetoon begint de duistere nacht van de ziel, een bijna uur lang doolhof van sociale isolatie, lege kamers, zielloze interacties, sprongen uit ramen, eindeloze regen, afgestrafte eerlijkheid, uitgebluste revoluties en plotseling verwisselde identiteiten (de prachtig naargeestige zin: “When you’re in somebody’s else’s body and someone else is bad” die in het laatste couplet wordt veranderd in “and someone else is dead”). Het is een plaat die verraderlijk langzaam op gang lijkt te komen, omdat alweer een duidelijke single ontbreekt (de single, ‘Need Some Air’, is een poging tot een fijne meezinger waar elk hitpotentieel door de depressieve tekst wordt ondergraven).
         Om misverstanden te voorkomen is de essentie van de plaat precies in het midden te vinden. Voor het eerst in de geschiedenis van de groep zingt drummer Blackie Onassis een nummer, ‘The Mistake’, over de leegheid van het bestaan in een band. Na de lugubere waarschuwing aan zichzelf over mogelijke overdosissen en dat het niks wordt totdat “de draak een uitweg wordt gewezen” eindigt het nummer op ontroerende wijze. Op ‘The Mistake’ klinkt Blackie als een klein jongetje, wat hij prachtig weet uit te buiten als hij tegen het einde als een dromerig kinderliedje zingt:

Look inside, inside my soul,
There's a catchy song, a catchy song,
It's coming through the radio.
There's a certain song, a certain song.
Stuck inside my soul,
It's a catchy song; it's number one,
Too bad you had overdosed.

Het is een nauwelijks verborgen eerbetoon aan Kurt Cobain, hun oude tourmaat wiens geest door Exit The Dragon spookt. Urge Overkill weet op de plaat nog eenmaal de zaken bij elkaar te houden, maar er zijn teveel krachten die blijven trekken: Geffen dat niet zit te wachten op een depressief meesterwerk, drugsproblemen, King Roeser die steeds meer afstand voelt met de dopers, het culturele vacuüm dat de dood van Cobain veroorzaakt en het gevoel dat alles wat de band in zich had is gedaan. Dankzij die typerende zelfkennis eindigen ze hun carrière met iets wat ze nog niet hadden gedaan: het epische nummer. ‘Digital Black Epilogue’ is een meeslepend nummer van ongeveer negen minuten dat begint als duet met een anonieme zangeres, een poging om Gram Parsons visioen van Cosmic American Music nieuw leven in te blazen. Op de helft verandert de toon en lijkt de band daadwerkelijk langzaam in de kosmos op te gaan, de gitaren beginnen te scheuren, strijkers doemen op als supernova’s en hakkende riffs weven zich door het overvolle geluid zodat alles op springen staat en dan is het plotseling stil…

donderdag 3 oktober 2013

Mijn favoriete nummer van The Beatles

Misschien tegen beter weten in hoop ik dat na 2020 wanneer je voor het laatst kunt zeggen dat het "vijftig jaar geleden is dat een album van The Beatles werd uitgebracht" iedereen het dan ook echt voor gezien houdt. Ik kan me werkelijk niet voorstellen dat in 2063 we weer een ronde Beatles fetisjisme voorgeschoteld krijgen. Voor die tijd eerst 2017 overleven wanneer die ene plaat zijn jubileum viert. Op The Quietus probeert Luke Turner de babyboomgeneratie de schuld van de oneindige nostalgietrip in de schoenen te schuiven, wat mij betreft een onjuiste reductie. Tenzij je retromania als het resultaat ziet van een  angst voor de toekomst, dit relateert aan de huidige economische crisis als lange termijn uitkomst van de verkiezingen van Reagan en Thatcher door de babyboomers. Dan heb je een punt.

Maar ik vermoed dat de cd-heruitgaven niet louter door babyboomers worden gekocht, zoals de Bob Dylan shirts in H&M daar niet worden neergelegd door oude hippies (ze kijken wel beter uit want hierdoor is Dylan een leeg symbool geworden, volstrekt inwisselbaar). Het fantasieloze conservatisme van conventionele media lijkt me ook meer het resultaat van een politiek-economische tendens die veel breder is dan een internationale samenzwering van pensioengerechtigden nostalgici. Desondanks blijft het fascinerend dat met name The Beatles in de jaren '80 klaar waren om op de schroothoop van de geschiedenis te verdwijnen en daar op miraculeuze wijze aan zijn ontsnapt. In mijn herinnering was bijvoorbeeld de cd-uitgave van Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band in 1987 (een bizar uitstel eigenlijk) een compleet non-evenement. Nu zou je begraven worden onder krantenspecials, documentaires en ontelbare televisiemomenten.

Overigens is 'I am the Walrus' mijn favoriet.

Mode pakt door

De presentatie van de Rick Owens lente/zomer 2014 collectie heeft veel digitaal stof doen opwaaien. Terecht, want zo zou je verwachten dat een vroeg-21ste eeuwse modeshow er uit zou moeten zien. Geweldige muziekkeuze ook.


dinsdag 1 oktober 2013

Meer sciencefiction lezen

Super interessant interview met de onderzoekers Dan Novy and Sophia Brueckner van MIT over de rol van sciencefiction in de ontwikkeling van nieuwe technologieën:
I also am in the middle of building a kinetic sound sculpture inspired by J. G. Ballard’s short story “The Singing Statues” published in 1971. With incredible foresight, he imagined a world where art merges all the senses, is highly interactive, produces visual and sound compositions using algorithms, and even responds to the thoughts and feelings of its audience in real-time. I am trying to realize the concepts described in the story using computer programming and other technologies that are now available. 
Overall, we want students to get an appreciation for the genre and be exposed to a large variety of authors and styles while focusing on books that discuss devices and other technologies that could inspire Media Lab projects. We are hoping to inspire the students to build functional prototypes of either ideas directly out of the books or encourage them to take their current research and combine it with more of a science fiction context.

Lees meer in Why Today's Inventors Need to Read More Science Fiction. 'The Singing Statues' vind je overigens in het geweldige Vermillion Sands (1971).