Mastodon designing futures where nothing will occur

woensdag 4 juni 2014

Uit het archief: 'Closer: Existentialistische Acid'


Met de aankondiging dat er eindelijk een nieuwe Plastikman plaat aankomt -die preview klinkt heerlijk- is het een goed moment om weer eens in de oude doos te duiken. Een van twee kritieken die ik schreef voor De Subjectivisten. Pre-blackout dus alleen bewaard gebleven in Toekomstdagen 2002-2007.




closer: existentialistische acid



“Dit universum, dat voortaan zonder meester is, lijkt hem noch steriel nog zinloos. Elk splintertje van die steen, elke mineraal van die donkere berg, vormt op zichzelf een wereld. De strijd om boven te komen, is op zichzelf voldoende om het hart van een mens te vervullen. We moeten ons Sisyphus als gelukkig voorstellen.”


         Albert Camus – De Mythe Van Sisyphus


De hoes: een oog tegen een zwarte achtergrond. Of wel een uitdovende zon, de bron van leven, die zijn laatste vlammen de oneindigheid in stuurt. Optioneel: de titel als referentie aan Joy Division. Voordat je een bliepje hebt gehoord van het vierde officiële Plastikman album weet je dat dit geen feestmuziek wordt. Nu heeft Richie Hawtin door de jaren heen steeds strenger een scheiding aangebracht tussen de muziek die hij draait als DJ (gericht op complete extase) en reserveert voor albums die strak geconceptualiseerd zijn, een vorm van contemplatieve techno zo je wilt. Kaal, Spartaans maar niet zonder menselijke schaduwen.

Closer is op het moment vooral onderwerp van discussie omdat Hawtin zijn stem laat horen. Zingen kan je het nauwelijks noemen wat die zware, droevige robotstem laat horen. Het zingen op zich is niet belangrijk maar juist dat de woorden plotseling het abstractieniveau van Hawtins vorige albums enigszins laat ademen en diezelfde albums in een nieuw licht plaatst. De stem twijfelt, is gevangen in een hoofd, is geobsedeerd door zijn relatie met gedachten, de richting van denken, de ruimte van het bewustzijn, de aard van subjectiviteit. Ik kan de muziek niet anders noemen dan existentialistische acid. Een muziek voor een goddeloos universum, pessimistisch, onbehagelijk, waar het grote niets altijd op de loer ligt, waar de gedachten afsterven, waar vervreemding in de relaties met anderen heerst.

Met het benoemen worden de vorige Plastikman albums ook plotseling een eenheid. Dit existentialisme blijkt altijd aanwezig te zijn geweest. De sciencefictionscenario’s van Sheet One waarin het individu verloren is in de liefdeloze kosmos, Musik als een studie naar de relatie tijd-Zijn-muziek, de leegte van Consumed (in het Engels heeft consumption een nare betekenis van: het geleidelijk vergaan van lichaamsweefsel.) De muziek zelf is bijkans nog kaler dan op Consumed, dat ten minste een spookachtige kwaliteit bezit, machines die schijnen met een aura. De stem is noodzakelijk om het kale geluid van Closer te redden van pure abstractie. Wanneer de plaat binnen haar parameters uitschiet is zij het minst interessant: ‘Headcase’ en ‘Mind Encode’ vormen het abstracte extreem, ze gaan in hun schier eindeloze herhaling nergens naar toe, of beter ze klinken als een afdaling in de gapende afgrond van het onderbewustzijn, het labyrint van het zenuwstelsel. Boven die afgrond balanceren bewuste gedachten waarvan de single ‘Disconnect’ het meest tekstueel is, helaas zonder het niveau van een depressief kinderrijmpje te ontstijgen, het spelt de dingen teveel uit.

De rest van de plaat gaat in een vloeiende beweging voorbij, er is een langgerekt synth-thema in de melancholische traditie van Blade Runner dat op gezette tijden terugkeert en de volgende constructie van percussie en zoemende bas aankondigt. De gedachte aan Blade Runner is met name tijdens ‘Lost’, wanneer plotseling het geluid van mechanische tranen verschijnt, niet toevallig. Zoals veel muziek van Hawtin worstelt Closer met vraagstukken over de aard van het ik wanneer de instroom van de machine in het menselijke steeds subtieler wordt. Is dit een tendens naar een definitieve erosie van het vrije subject of een nieuwe bewustzijnsconstructie zwanger met onontgonnen angsten, halfbegrepen onzekerheden en ook overweldigende mogelijkheden?

Het is, vermoed ik, muziek die een nieuwkomer in het genre weinig plezier kan schenken. Techno-voor-kenners klinkt wellicht onnodig elitair, maar Closer doet me denken aan Simon Reynolds’ opmerking dat veel post-Basic Channel techno alleen maar is te waarderen door jarenlang te luisteren naar house, totdat op een gegeven ogenblik een soort overgevoeligheid wordt ontwikkeld voor microscopische veranderingen in geluid. Een sonisch equivalent van de subatomaire realiteit waar andere wetten gelden: een subtiele verandering in ruimtelijkheid, een klein effect, even wat meer reverb krijgt gigantische gevolgen. Een mooi voorbeeld is het afsluitende ‘I Don’t Know’ dat 5 minuten lang een ritme opbouwt zonder zicht op een werkelijk doel. Dan verschijnt een subtiele acidmelodie die een uitweg biedt, het is het geluid van hoop.

Derrick May omschreef techno ooit als “een ongeluk, een ontmoeting tussen Kraftwerk en George Clinton in een lift”. Hawtins versie van techno verwijdert Clinton uit dit scenario maar in plaats van een andere muzikant lijkt de muziek beter te omschrijven door de toevoeging van schilders als Rothko of Newman. Omdat de muziek van Hawtin zo “weinig geeft” ga je als luisteraar haast automatisch zoeken naar visuele opvullingen: de kleur-om-in-te-verdrinken van Rothko of de-gebeurtenis-in-het-Niets van Newman lijken mij beter te passen dan bijvoorbeeld de drukke digitale vistas van VJ’s. Tracks als ‘Ping Pong’ weten meer dan welke vorm van minimale techno esthetische vragen te suggereren over muziek en ruimte: er is iets, geluid, omringd door niets. Waar eindigt de toon? Waar begint de leegte? Is die leegte eindig? Is het niets misschien onderdeel van de muziek? Blijf op deze manier vragen stellen en je wordt steeds dieper in de wereld van Plastikman getrokken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten