Mastodon designing futures where nothing will occur

vrijdag 23 september 2016

Earl Smith Jr. (1965 - 2016)

Overleden Earl Smith Jr. ook wel Spank-Spank, ook wel Spanky. Vernieuwer. Het hele verhaal over de geboorte van acid is inmiddels wel bekend. Ik beschouw hem en zijn kompaan Pierre dan ook als een van de grote revolutionairen van de Amerikaanse muziek, type Parker, Coleman, Brown. Bescheidenheid en de anonimiteit van vroege house zorgen ervoor dat hij nooit echt op dezelfde manier zal worden besproken en geëerd, maar wie weet hoe we er over honderd jaar over denken.

Ik realiseerde pas na zijn overlijden dat ik hem een keer heb zien draaien op een avond met Juan Atkins en DJ Pierre, voor een klein publiek van liefhebbers. Hij stond op het affiche als Phuture, wat hem nog steeds zo mysterieus maakte als in de begindagen van house, helemaal omdat hij door de schaduw van zijn pet vrijwel onherkenbaar was (en dan nog zou ik niet weten hoe hij er uit had moeten zien.) Compleet in dienst van de muziek en die klonk nog steeds zijn tijd ver vooruit: oncompromisloos, underground, duister. House zoals house hoort te klinken. De nulgraad van muziek.

 En zowaar een fragment is bewaard gebleven...

zaterdag 17 september 2016

Wat was Kindamuzik?

Ik was gisteren bij de afscheidsborrel van Kindamuzik, het digitale muziektijdschrift dat na zeventien jaar gestopt is. Wat op zich geen ramp is, meer dingen (festivals, artiesten, kranten, televisieprogramma’s en -formats) doen er goed aan om tijdig te eindigen in plaats van door te gaan in een spiraal van veilige gewoonte. Bovendien geeft een dergelijke beslissing opeens een interessant beeld van de afgelopen jaren.

Om met het persoonlijke te beginnen. Ik presenteerde zelf mijn eerste recensie in maart 2001, nadat ik door de mysterieuze ideeënman Ariën Rasmijn was benaderd. Ik schreef met bangsiaans enthousiasme een proefrecensie over het nieuwste album van Boredoms en mocht daarna aan de slag. Daarbij kreeg ik complete vrijheid wat betreft lengte, muzikaal onderwerp en stijl. Een weelde waar ik graag gebruik van maakte. Al snel was het een sport om als eerste een belangrijke release te bespreken en zo kon ik bijvoorbeeld Villalobos’ Alcachofa uitroepen tot het model van house voor de komende jaren. En in langere stukken als deze over Tour de France Soundtracks werd het begrip recensie al ingeruild voor de kritische analyse die ik uiteindelijk voorstond (en uiteindelijk uitmondt in Kritische Massa). Kindamuzik was zeer relaxed en trok blijkbaar een bepaald soort muziekliefhebber aan, die ik voor mijn online leven zelden tegenkwam. Soms schreven we samen dossiers over een genre, zoals ambient, die denk ik uniek zijn in het Nederlandse schrijven over popmuziek (en als we het daar toch over hebben, mag ik deze buitengewone tekst van Gerard de Jong over Juana Molina nog een keer aanraden?) Ik ben er nog steeds niet over uit of de overstap van Engels op Nederlands de juiste zet is geweest, al was het omdat Kindamuzik toen al een internationale speler was geworden waarbij ideeën vaak werden opgedaan en getest op het I Love Music-forum. En op een gegeven moment begon toch de tendens van professionalisering, van regels als het beperken van het aantal woorden (overigens een beperking die de steeds kortere aandachtsspanne van de online lezer aanvoelde.)

Wat me tot een breder perspectief brengt. In Kindamuzik zie je goed hoe internet is veranderd sinds 1999. Dit werd meteen zichtbaar toen gisteren een beeld werd getoond van de eerste website. Kindamuzik was het product van een combinatie van kansen die internet bood (“waarom is er nog geen informatie over…”) en prettige naïviteit, die niet alleen op internet heerste maar het product was van de jaren negentig. Muzikaal dreven we nog op de creatieve naschokken van de periode 1987 – 1995 waardoor Kindamuzik de intrigerende uitloper 2001-2002 zeer goed heeft kunnen documenteren. Het internet is allang niet meer naïef en open, het kende al zijn schaduwplekken maar in de daaropvolgende barokke wildgroei met de continue zoeklichten van surveillance en zelfsurveillance is een claustrofobische sfeer ontstaan die ook de tekst zelf heeft aangetast. Een website als Medium probeert de kalme tekst als in een reservaat te redden maar daarbuiten woedt een orkaan van tweets, onderbroken teksten, gifs, clickbait, hatelijke comments, vlogs en algoritmes die het schrijven over muziek overbodig maakt. Op de lange termijn maakt dit niets uit en heeft de muziekliefhebber gewoon een tijd geluk gehad door tijdens een creatieve hausse op een intrigerende (en vanzelfsprekend onnatuurlijke) manier een relatie aan te kunnen gaan met muziek. De kans is uiterst klein dat juist deze relatie ooit onderdeel zal worden van de retrocultuur, ook omdat die neurotische blik in de achteruitkijkspiegel hoe dan ook gebroken gaat worden en daarbij hopelijk de laatste oplevingen van kleinzielig nationalisme, racisme, seksisme en algehele kortzichtigheid die er mee is verbonden wegspoelt. Kindamuzik leek ooit de toekomst van het schrijven over popmuziek. Maar ik moet toegeven dat ik mij destijds vergiste: het was een afsluiting van een soort toekomst, die toevallig overlapte met de verspreiding van digitale informatietechnologie. Een waardige afsluiting.

woensdag 7 september 2016

Na Fabric


Veel (online) ophef naar aanleiding van de gedwongen sluiting van de Fabric club in Londen. Wanneer je daar mooie nachten hebt meegemaakt en prettige herinneringen aan overhield natuurlijk een vervelende gebeurtenis. Zeker nadat duidelijk is geworden dat hier een vies neoliberaal een-tweetje van lokale politiek en politie aan ten grondslag ligt, met als doel, vanzelfsprekend, meer luxe appartementen. Maar de opbouw van de zinnen verraadt het al: ik ben nooit in Fabric geweest. De geluidsinstallatie schijnt geweldig te zijn en het is denk ik de superclub met het sympathiekste imago (geholpen door die reeks mix-cd’s) maar waar het op neerkomt, is dat ik uitgaan in Londen verschrikkelijk overgewaardeerd vind. De reden? De neurotische veiligheidscultuur, met een leger aan zombies op zoek naar ongeoorloofd gedrag, die het dansen vrijwel van elk plezier ontdoet. Dit als onderdeel van die vreemde Engelse obsessie met de ander, altijd de ander in de gaten willen houden, een soort afgeleide van het puritanisme, door H. L. Mencken zo treffend omschreven als “The haunting fear that someone, somewhere, may be happy.” Vergeleken met uitgaan in Amsterdam en Berlijn is dit een compleet andere, claustrofobische en onvrije ervaring. Ik kan dus geen tranen om Fabric laten.

Veel meer zie ik dit als een kans. Dansmuziek is al lange tijd grotendeels een spiegel van het kapitalisme geworden, een nationalistisch “exportproduct”, en de superclub is daar een van de belangrijkste pijlers van. Maar wat de sluiting van Fabric duidelijk zou moeten maken aan mensen die beter zouden moeten weten is dat kapitalisme in zijn neoliberale fase geen creativiteit of cultuur nodig heeft, hoogstens als een idee, of eigenlijk niet meer dan een slogan over creativiteit. In die zin is dansmuziek, in een bepaalde gedaante, keihard gedumpt. Wat helemaal niets zegt over de staat van techno, als muziek, in 2016. Die is puur als muziek vrij gezond. Maar het idee dat je er respect mee kan afdwingen in een domein (kleinburgerlijk, angstig, geobsedeerd met status, media en orde) is naïef. En wat dat betreft ben ik wel opgelucht dat men de deksel op de neus heeft gekregen. House is geen muziek voor superclubs, voor narcistische dj’s die buitensporig veel geld verdienen, voor te dure biertjes drinkende schreeuwlelijkerds. House is de Ander. Het avontuur van de flitsende duisternis, de sprong in het onbekende, een belofte van vrijheid en jezelf -leeg- te kunnen zijn, zonder door fascistoïde voyeurs in de gaten te worden gehouden. En daar mag men nu weer naar op zoek. Is altijd blijven bestaan, zonder campagnes, namen of gezichten. Je hoeft alleen maar goed te luisteren.

zaterdag 3 september 2016

De eenzaamheid van Zomby


“Zo leefde Kretzchmar in de vanzelfsprekende, stilzwijgende overtuiging dat de muziek haar definitief hoogste en effectiefste verschijningsvorm in het orkestdeel had gevonden, —wat Adrian niet meer geloofde. Voor de twintigjarige was, anders dan voor de oudere man, de gebondenheid van de maximaal ontwikkelde instrumentale techniek aan de harmonische muziekconceptie méér dan een historisch inzicht, –er was bij hem iets als een overtuiging ontstaan, waarin verleden en toekomst samensmolten (…)”
In Doctor Faustus van Thomas Mann staat wel meer van dit soort bespiegelingen over kunst en vooruitgang, muziek en individualiteit die je doen inzien dat het zelfbewustzijn over cultuur al lang geleden is ingezet. Maar terwijl ik de woorden gisteren in bed woog moest en probeerde te plaatsen in het heden moest ik aan Zomby denken die dezelfde dag zijn nieuwste album Ultra presenteerde. Het is waarschijnlijk zijn sterkste werk tot nu toe en toch mis ik vrijwel altijd iets wanneer ik naar zijn tracks luister. De muziek van Zomby lijkt in een vacuüm te leven. Het is een geïsoleerde muziek, een impressie die zonder twijfel wordt versterkt door de muziek zelf: kille, eclectische machinemuziek (‘Yeti’ klinkt bijvoorbeeld als een arcade-game die na een lange dag zwoegen hunkert naar sluitingstijd, wanneer hij gevoelens toe laat, zoals op de laatste drie tracks dan toch de Blade Runner Blues.) Ondanks zijn samenwerkingen en uiterst amusante getwitter lijkt hij te lijden aan de eenzaamheid van de auteur die geen scene heeft. Het is muziek voor een lege dansvloer, niet omdat niemand er op wil dansen maar omdat de dansvloer archaïsch is geworden. Een onderwerp voor het museum of misschien zelfs een museum zelf, zoals Maria Perevedentsva onlangs, in de stijl van Baudrillard, observeerde over het 25 jaar Tresor evenement:

"In many ways, the line-up itself constituted the event, expressly designed for posterity: Simply by being announced, it had already happened, and the actual music-making that took place was to be an enjoyable formality."

Aan de andere kant is Zomby geen slaafse retromaniak. Hij is, als toegwijde student van rave, duidelijk op de hoogte van alle aspecten van de afgelopen 25 jaar dansmuziek die moeiteloos in zijn muziek worden verwerkt (en op Ultra het minst als odes aan verloren scenes klinken.) Maar hij lijkt vooral zoekende naar een publiek buiten het digitale domein, een publiek dat hopeloos versplinterd is en op een nu nog onvoorstelbare manier samen moet komen.